Slechts geblakerde resten staan er nog van de voorgevel Sint Janssingel 20-22. Een hevige brand verwoestte vorige week het historisch pand. Alleen omdat de gevel gesteund wordt door een houtconstructie, kan zij het nog even uithouden. Het pand heeft slechts een voorgevel die dateert uit deze eeuw; voordien was dit een zijgevel want de oorspronkelijke ingang bevond zich in de Sint Jansstraat. Deze straat was de laatste van de stad. Erachter lag de Sint-Janspoort die toegang verleende naar de polder Boschveld en May en vandaar verder naar Deuteren, Vlijmen... Deze poort was van grote betekenis voor de stad. Evenals de andere stadspoorten werd zij 's nachts gesloten; in de maand september gebeurde dat in de vorige eeuw om 9 uur 's avonds en ging zij om 4 uur 's morgens weer open. De aanwezigheid op deze plaatst van een stadspoort is vanaf het begin bepalend geweest voor de ontwikkeling van de straat. De oorspronkelijke stadspoort lag in het verlengde van de Sint-Jansstraat, waarbij de Dommel als vestinggracht werd benut. De poort bestond uit twee torens die - om minder kwetsbaar te zijn - aan de buitenzijde rond en aan de stadszijde recht was opgemetseld. In 1528 werd er begonnen met het bouwen van een nieuwe poort. Deze stond niet meer in het verlengde van de St.-Jansstraat, waardoor er niet meer rechtstreeks van de overzijde van de Dommel dwars door de stadspoort heen in de stad geschoten kon worden. In deze periode was er immers strijd met Gelre en diens roemruchte aanvoerder Maarten van Rossum. Het werd nu een vierkante poort die aan de buitenzijde versierd was met beeldhouwwerk: het beeld van Sint Jan (de patroon van de stad), het wapen van de stad en de keizer. Als men de stadspoort binnenkwam, was het eerste pand aan de linkerhand het door ons bedoelde pand. De bouwhistoricus - die vóór de brand eens een vluchtige blik in het historische gebouw heeft kunnen werpen - constateerde dat de opgemetselde muur uit de zestiende eeuw dateert; uit de tijd dus dat de stadspoort verlegd werd. Mede daarom is het een historisch waardevol gebouw, gezien de relaties met de verschillende stadpoorten. De stadsarcheoloog en de bouwhistoricus moeten hier stukjes van de puzzel ineenschuiven om antwoorden op vele vragen te kunnen vinden. Want wat is er wáár van de geruchten dat er zich onder het pand nog onderaardse gangen zouden bevinden? Het pand is ondermeer een pakhuis geweest. In het midden van de negentiende eeuw was het eigendom van de wijnhandelaar Van Rijckevorsel. Het pand was - zoals gezegd - toegankelijk via de St.-Jansstraat. Naast het gebouw lag een hoge aarden wal (de verhoogde vestingwal), waardoor er zich een trap naast het huis bevond. Via deze trap kon men op de aarden wal komen. In deze zijgevel bevonden zich toen beganegronds geen ramen of deuren. Na de opheffing van de stad als vestingstad in 1874, konden er méér ontwikkelingen volgen. Zo kwam er naast het pand (aan de St.-Janssingel) een hoge trap, waardoor ruimte boven het pakhuiis als een aparte woning in gebruik kon worden genomen. Via St.-Jansstraat kon men echter een eeuw geleden gewoon naar binnen lopen; het pakhuis met wijn was van functie veranderd: F. Merx was er als koffiehuishouder gevestigd. Na hem zou L. Wellens er als 'verlofhouder' komen wonen. Maar dan zijn we in de twintigste eeuw aangekomen. De hooge aarden wal aan de St.-Janssingel werd verwijderd en de hoofdingang van het pand werd verplaatst van de straat naar de Singel. De voorgevel heeft een wat merkwaardige vorm; maar die is terug te herleiden naar de vroegere situatie ter plekke. Nu is het wachten op archeologisch en bouwhistorisch onderzoek; daarna zou het bijzonder zijn als besloten werd tot restauratie/reconstructie. Want mede gezien de relatie met de verschillende stadspoorten zou dit mogelijkheden bieden voor de toekomst. |
1993 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : Afbraak of reconstructie?Brabants Dagblad donderdag 16 september 1993 |
1908 | J. van Nistelrooij (timmerman) - J. van Schaijk (voerman) |
1910 | H. Bosselie (sigarenmaker) - J. van Nistelrooij (timmerman) |
1923 | Martinus J. van Haaren (sigarenmaker) - wed. Antonius C. van Haaren (zonder) |
1928 | wed. A.Chr. van Haaren - A.H. Winkenius |
1943 | J. van Lamoen (melkventer) - wed. J.G. Rat-Jilesen |
1943 | A.J. Koek (klerk Dir. Bel.) |